Een portret van Aletta Jacobs: een van Nederlands meest prominente feministen

Voor het eerst naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen, Den Haag 5 juli 1922. Aletta Jacobs (met bloemen), Jeannette Broese van Groenou-Wieseman (links) en Miel Coops-Broese van Groenou (rechts). Foto ontvangen van W.E.S. Coops en Thea Kloppenberg-Coops. Collectie IAV-Atria
Voor het eerst naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen, Den Haag 5 juli 1922. Aletta Jacobs (met bloemen), Jeannette Broese van Groenou-Wieseman (links) en Miel Coops-Broese van Groenou (rechts). Foto ontvangen van W.E.S. Coops en Thea Kloppenberg-Coops. Collectie IAV-Atria

Wie de naam Aletta Jacobs hoort, denkt aan de eerste vrouwelijke arts en het vrouwenkiesrecht. Haar naam staat op scholen, straten en prijzen. Maar de kern van haar strijd ligt in dozen en brieven, zorgvuldig bewaard bij Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Daar ligt het verhaal van een vrouw die haar leven lang, in Nederland én daarbuiten, streed voor vrouwenrechten en vocht tegen de dubbele moraal van haar tijd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog roofden de Duitsers een groot deel van Aletta Jacobs’ archief. Een deel belandde in Moskou en keerde pas zestig jaar later, in 2003, weer terug naar Nederland. Sinds 2017 maakt het archief deel uit van het UNESCO Memory of the World-register; een erkenning dat het hier niet om één mensenleven gaat, maar om vele. Maar wie was Aletta Jacobs? En wat heeft ze voor Nederland en de wereld betekend?

Een meisje met een onmogelijke droom

Aletta Henriëtte Jacobs werd geboren in 1854 in het Groningse Sappemeer, in een vooruitstrevend Joods gezin waar leren geen mannelijk voorrecht was. Haar vader, huisarts Abraham Jacobs, en moeder Anna de Jongh voedden hun dochters en zonen op dezelfde manier op. Maar Aletta's ambitie was uitzonderlijk: ze wilde, net als haar vader, arts worden.

Dat was in het Nederland van de negentiende eeuw even revolutionair als onmogelijk. Universiteiten waren het domein van mannen. Daarom werd Jacobs naar de jongedamesschool gestuurd, waar ze het nog geen twee weken volhield. Elke dag werd ze stiller en lustelozer.

"Ik mag immers toch niets worden omdat ik een meisje ben!"
Aletta Jacobs

Ze moest en zou een andere weg vinden.

Met steun van haar vader studeerde ze Grieks en Latijn, haalde op haar zestiende het diploma van leerling-apotheker en schreef vervolgens een brief die geschiedenis zou schrijven: een verzoek aan de liberale minister Thorbecke om toelating tot de universiteit. Een baanbrekende en in die tijd controversiële stap, aangezien universiteiten toen volledig gesloten waren voor vrouwen. De brief leidde tot een besluit dat de krantenkoppen haalde; op 20 april 1871 werd Aletta Jacobs een van de eerste vrouwen – naast Anna Maria van Schurman – die officieel aan een Nederlandse universiteit mocht studeren.

De kritiek was genadeloos. Kranten bespotten haar ambitie en een van haar broers verklaarde haar zelfs uit schaamte dood. Geleerde meisjes zouden volgens de heersende opvattingen in ‘manwijven’ veranderen en hun ‘natuurlijke’ rol in huis en gezin verwaarlozen. Toch zette Jacobs door; haar doorzettingsvermogen overtrof elk moment van ontmoediging. In 1878 slaagde ze voor het arts-examen en in 1879 promoveerde ze tot doctor in de medicijnen; de eerste vrouw in Nederland die dat deed. En dat allemaal op haar vijfentwintigste. Zij had, zo zei haar trotse vader in een gedicht, “de hoogste trap als vrouw bestegen.”

De arts van het pessarium: strijd tegen hypocrisie en taboes

Jacobs vestigde zich als huisarts in Amsterdam, aan de Herengracht. Wederom probeerde men haar terug te dringen naar de marge, maar Jacobs liet zich niet zomaar intimideren. Eens klaagde de echtgenoot van een genezen patiënte over de rekening, want die was even hoog als die van een mannelijke arts. Gevat antwoorde ze: “Hebt u dan, toen mevrouw Uw echtgenoote inderdaad ernstig ziek was, minderwaardige en daarom goedkoope hulp voor haar gezocht? Ik vermoed, dat het U in de eerste plaats om goede hulp te doen was.”

Ze behandelde zowel welgestelden als de allerarmsten. Veertien jaar lang en wel twee keer per week hield ze gratis spreekuren in de Jordaan voor vrouwen die geen geld hadden voor zorg. Wat ze daar zag, raakte haar diep: “Vrouwen die niet anders dan kwijnende of levenloozen kinderen ter wereld brachten, zoo goed als zij voor wie elke nieuwe bevalling een nieuwe worsteling met de dood beteekende.”

In 1882 introduceerde ze daarom het pessarium als voorbehoedsmiddel, net ontwikkeld door de Duitse arts Mensinga. Waar het pessarium voorheen werd gebruikt om verzakte baarmoeders te ondersteunen, gaf Jacobs het een nieuwe, revolutionaire functie. Ze noemde het “een middel tot willekeurig moederschap,” en bood vrouwen voor het eerst in de geschiedenis directe controle over hun eigen vruchtbaarheid. Erg baanbrekend, want anticonceptie was taboe en sociaal verboden in die tijd. Lang bleef het pessarium het meest betrouwbare anticonceptiemiddel in Nederland. Maar liefst tot de jaren zestig, toen de anticonceptiepil in opkomst was.

In de tussentijd kreeg ze hevige kritiek en werd ze beschuldigd van onzedelijkheid. Men vond het onfatsoenlijk dat een vrouw sprak over haar eigen lichaam. Ook de hypocrisie ontging Jacobs niet. Predikanten die in het openbaar waarschuwden tegen anticonceptie, stuurden hun echtgenotes in stilte naar haar spreekkamer. En artsen die haar publiekelijk verketterden, kwamen haar in het geheim om raad vragen.

Haar invloed reikte tot ver buiten Nederland. In haar archief bij Atria liggen tientallen brieven van vrouwen uit Amerika en Canada, geschreven in 1920. Ze vroegen Jacobs om hulp, advies en informatie. Ook op de internationale congressen van Londen (1922) en New York (1925) over geboortebeperking werd zij gezien als een autoriteit op het gebied van vrouwengezondheid. Met haar boek De vrouw, haar bouw en haar inwendige organen (1899) maakte ze kennis over het vrouwenlichaam toegankelijk. Het was niet alleen bedoeld om vrouwen te onderwijzen, maar ook om de medische wereld te laten zien dat het vrouwenlichaam niet ‘te zwak’ was voor arbeid.

Ook streed ze tegen de dubbele seksuele moraal van die tijd. De heersende opvatting was dat prostitutie ‘noodzakelijk’ was voor de mannelijke gezondheid. Jacobs verafschuwde dat idee. Ze stelde dat mannen niet ziek werden van onthouding, maar van hypocrisie. Toen een professor beweerde dat prostitutie een biologische noodzaak was, antwoordde ze scherp: “Indien dat werkelijk uwe meening is, zijt ge zedelijk verplicht uw dochters voor dit doel beschikbaar te stellen.”

Liefde, verlies en de lange weg naar het vrouwenkiesrecht

In haar persoonlijke leven vond Jacobs vriendschap en liefde bij Carel Victor Gerritsen; een feminist en politicus. Ze leefden aanvankelijk samen zonder te trouwen – toen een schandalige daad. Toch trouwden ze later in 1892 uit praktische overwegingen, want ze wilden een kind. Hun zoontje overleed echter bij de geboorte, in 1893, wat Jacobs en Gerritsen als een trauma ervaarden. Om het verlies te verwerken trok Jacobs zich tijdelijk terug en staakte zij haar activistische werk.

De strijd voor het vrouwenkiesrecht gaf haar opnieuw richting. In 1883 werd haar verzoek om op de Amsterdamse kieslijst te worden geplaatst afgewezen; politiek was nou eenmaal het domein van de man. De grondwetsherziening van 1887 bevestigde dat idee nog expliciet door vrouwen formeel uit te sluiten van het kiesrecht. Jacobs’ vastberadenheid groeide echter. Een tijd na het overlijden van Jacobs’ zoontje begon ze zich steeds meer in te zetten voor het vrouwenkiesrecht. In 1894 zelfs zo veel, dat ze samen met onder anderen feminist en politicus Wilhelmina Drucker de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht oprichtte. Ze werd president van de afdeling in Amsterdam en hét gezicht van de vrouwenkiesrechtbeweging.

Jarenlang trok ze door het land, gaf lezingen en organiseerde demonstraties. Na decennia van strijd kwam het keerpunt: mede door Jacobs kregen vrouwen in Nederland passief kiesrecht in 1917, en twee jaar later ook actief kiesrecht. Op 5 juli 1922 bracht Jacobs haar eerste stem uit. “Beladen met bloemen die dankbare vrouwen mij aan den ingang van het stembureau hadden aangeboden,” schreef ze, “kon ik mijn eerste stembiljet in de bus werpen.”

De wereld rond: de grenzen van Jacobs’ blik

Jacobs werkte ook samen met de International Women Suffrage Alliance. In 1911 en 1912 reisde ze met de Amerikaanse voorzitter Carrie Chapman Catt naar onder andere Zuid-Afrika en Nederlands-Indië om het vrouwenkiesrecht te bevorderen. Jacobs legde haar indrukken vast in brieven, in 1913 gepubliceerd als Reisbrieven uit Afrika en Azië. Ena Jansen, die hierover een stuk schreef voor het tijdschrift Lover, vond dat hierin Jacobs’ fascinatie klinkt voor andere culturen, maar ook iets wat wringt: haar koloniale blik.

Jacobs’ brieven laten zien hoe ze zowel een betrokken feministe en pionier van vrouwenrechten was, als iemand die tegelijkertijd onderdrukkende ideeën en systemen in stand hield. In Zuid-Afrika noteerde ze bijvoorbeeld regelmatig observaties over “ras” en “raszuiverheid.” Jacobs beschreef mensen van gemengde afkomst als “sociale problemen” die een “speciale behandeling” nodig hadden voordat ze “in de maatschappij opgenomen” konden worden.

In het kleine Karoo-dorp De Aar in Zuid-Afrika ontmoette ze de Zuid-Afrikaanse schrijver en denker Olive Schreiner, die zich fel inzette voor gelijke rechten voor iedereen, ongeacht ras of sekse. Jacobs’ notities laten zien dat ze Schreiners standpunten over bredere politieke rechten voor inheemse bevolkingen niet overnam. Haar aandacht ging vooral uit naar het stemrecht voor witte, Zuid-Afrikaanse vrouwen. Hoewel Jacobs zich dus wel inzette voor het vrouwenkiesrecht, richtte haar strijd zich alleen op een beperkte groep.

In Nederlands-Indië valt op dat Jacobs sprak over “onze inlanders” en de koloniale structuur als vanzelfsprekend beschouwde. Ze sprak zich uit voor Nederlandse voogdij: de Javanen en Maleisiërs moesten leren zichzelf “in de eerste plaats als Nederlanders te beschouwen.” Zelfbeschikking kwam voor haar niet ter sprake. Bij een kiesrechtbijeenkomst interpreteerde Jacobs de aanwezigheid van Javaanse vrouwen dan ook als een teken van solidariteit met vrouwen en het vrouwenkiesrecht in Nederland, niet als een uiting van hun eigen streven naar onafhankelijkheid.

Tot het einde trouw

Jacobs bleef tot het einde van haar leven trouw aan haar overtuigingen. Toen ze in 1929 op 75-jarige leeftijd overleed, koos ze – opnieuw tegen de tijdsgeest in – voor crematie. Vandaag leeft haar nalatenschap voort. De Aletta Jacobsprijs, tweejaarlijks uitgereikt door de Rijksuniversiteit Groningen, eert vrouwen die een voortrekkersrol vervullen op emancipatiegebied.

Ook de erkenning van haar archief als UNESCO Werelderfgoed – samen met het werk van slechts vier andere vrouwen – benadrukt de waarde ervan voor de wereldgeschiedenis. Zoals Jacobs zelf schreef, vlak voor haar dood in 1928:

"Wij hebben onze taak volbracht en wij kunnen de wereld achterlaten in de overtuiging, dat we haar in betere toestand achterlaten dan we haar hebben gevonden."
Aletta Jacobs

Hoewel de feministische visie van Aletta Jacobs soms ook onderdrukkende ideeën in stand hield, blijft haar nalatenschap op veel vlakken inspirerend. Ze is hét bewijs dat vooruitgang begint met één persoon die weigert zich neer te leggen bij ongelijkheid.

Meer informatie
Portret
Datum
26 november 2025
Auteur
  • Iris Olde Hampsink
Geschatte leestijd
Calculating...
Thema's
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wij gebruiken cookies om onze website te verbeteren en te analyseren hoe deze wordt gebruikt. Je kunt ervoor kiezen alle cookies te accepteren of je voorkeuren aan te passen.